Rijkswaterstaat: veel te weinig budget voor in stand houden infrastructuur
Voor het instandhouden van de Nederlandse infrastructuur is veel meer geld nodig dan nu beschikbaar is. Dat stelt Rijkswaterstaat, dat de bal voor het stellen van de juiste prioriteiten bij een nieuw kabinet legt. Als dat niet gebeurt, zullen er volgens RWS steeds vaker storingen optreden en spoedreparaties nodig zijn.
Dat er een enorme onderhoudsopgave voor Nederlandse infrastructuur ligt, is op zichzelf wel bekend. Met name veel kunstwerken die in de naoorlogse periode zijn gebouwd, zijn aan vervanging of groot onderhoud toe. En die opgave is groter dan waar bij de huidige omstandigheden budget voor is.
Zo deden de brancheverenigingen van de infrasector eerder dit jaar meermaals de oproep om miljarden euro’s meer beschikbaar te stellen voor onderhoud en vervanging. Volgens de organisaties is er zelfs structureel 4 miljard euro per jaar meer nodig dan er nu beschikbaar is; TNO berekende dat er de komende decennia 50 miljard extra nodig is. En met het Manifest Infra wil een groep grote infrapartijen bereiken dat er een andere aanpak van de gigantische renovatie-opgave komt. Het Economisch Instituut voor de Bouw ziet overigens wel mogelijkheden voor gemeenten om flinke extra investeringen in infrastructuur te genereren.
Andere aanpak én veel meer geld
Vanuit Infrastructuur en Waterstaat is het al meer dan eens op de agenda gezet in de afgelopen jaren, legt RWS uit. Zo werd in 2018 het startschot gegeven voor het vervangen en renoveren van bruggen, tunnels en sluizen. Ook is er meermaals geld naar voren gehaald voor onderhoudsprojecten. En de toenmalige bewindsvrouwen van Infrastructuur en Waterstaat schreven het eind vorig jaar al: de Rijksinfrastructuur in stand houden vraagt niet alleen om een heel andere aanpak dan ooit het bouwen ervan, maar ook om veel meer geld dan er nu aan wordt besteed.
In het licht van al het voorgaande is de mededeling van RWS dat er meer werk ligt dan er geld is om het uit te voeren geen verrassing. Maar de organisatie geeft ook een duidelijke boodschap af: niet ingrijpen zal niet zonder gevolgen blijven. “We komen jaarlijks circa 1 miljard euro tekort op een budgetbehoefte van 2,3 miljard tot 2,6 miljard euro. Het is aan het nieuwe kabinet om te besluiten over de gewenste kwaliteit van (vaar)wegen en de beschikbare middelen voor aanleg en instandhouding van de infrastructuur.”
Rijkwaterstaat geeft aan dat sommige werkzaamheden door prioritering verschuiven in de planning. Benadrukt wordt dat de veiligheid van (vaar)weggebruikers daarbij nooit in het gedrang mag komen en dat bereikbaarheid altijd het uitgangspunt blijft.
Vaker spoedreparaties en tussentijds onderhoud
“Doordat niet al het onderhoud kan worden uitgevoerd en veel objecten aan het einde van hun technische levensduur zijn, zullen er storingen optreden en zijn er vaker spoedreparaties en tussentijds onderhoud nodig. Ook zullen vaker maatregelen moeten worden getroffen, zoals snelheidsbeperkingen, aslast- of aflaadbeperkingen. Dat is nu al merkbaar voor gebruikers”, legt RWS uit.
“Zo zijn de Thompsonbrug in de N324 en de Vloedstegenbrug in de N18 niet toegankelijk voor vrachtwagens en landbouwvoertuigen.” De snelheidsbeperking tot 50 kilometer per uur op de Haringvlietbrug is een ander voorbeeld dat wordt aangehaald. RWS geeft aan dat een tijdelijke sluiting van een (deel van) een brug of sluis zoveel mogelijk voorkomen wordt, maar dat het in de toekomst ook steeds vaker onvermijdelijk zal zijn als er niet meer budget komt voor de enorme onderhoudsopgave.