Minister: tekort voor op peil houden infrastructuur groter dan gedacht
Zonder extra investeringen is er niet voldoende geld om enerzijds de verouderde bruggen, tunnels, wegen en het spoor te onderhouden en anderzijds om nieuwe infrastructuur aan te leggen. En het tekort aan middelen voor de Nederlandse infrastructuur is nog groter dan gedacht, waarschuwt demissionair minister van Infrastructuur Barbara Visser in een brief aan de Tweede Kamer.
Honderden miljoenen extra per jaar zijn noodzakelijk voor de instandhouding van de infrastructuur, blijkt uit een brief die de minister aan de Tweede Kamer stuurde. Als die achterwege blijven, liggen files, wachttijden en omleidingen bij onverwachte werkzaamheden op de loer. Dan zullen er namelijk keuzes gemaakt moeten worden over de kwaliteit van het netwerk en de plekken waar wel of geen onderhoud wordt uitgesteld. “Dit heeft naar verwachting grote consequenties voor de bereikbaarheid en gaat gepaard met aanzienlijke hinder en economische schade.”
Onderhoud en uitbreiding
Veel infrastructuur in Nederland is aangelegd in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw en veel daarvan is inmiddels aan renovatie toe of onderhoud toe. Er is zo veel verkeer bijgekomen dat de wegen, bruggen, vaarwegen en het spoor het niet meer aankan. Door dit toegenomen verkeer en de verdere verwachte groei staat daarnaast de uitbreiding van infrastructuur op de planning. Dat al die plannen meer geld kosten dan het kabinet heeft gereserveerd, was al duidelijk. Maar het probleem blijkt nog groter dan gedacht.
Eerder meldde toenmalig minister Cora van Nieuwenhuizen aan de Tweede Kamer dat Rijkswaterstaat tot aan 2035 circa 1 miljard euro meer nodig had voor de instandhoudingsopgave en ProRail ongeveer 200 miljoen euro per jaar. Op basis van nieuwe inzichten is de verwachting dat hier de komende jaren enkele honderden miljoen extra per jaar bijkomen tot 2030, bijvoorbeeld voor klimaatadaptie, cyberveiligheid en om aan duurzaamheidseisen te voldoen.
Korte tegenover lange termijn
Voorgaande bewindspersonen hebben de afgelopen tijd geld naar voren gehaald om zo het onderhoud, de vervanging en de renovatie van de infrastructuur te kunnen dekken. Visser wijst erop dat hierdoor de instandhouding op korte termijn financieel weliswaar beheersbaar is gemaakt, maar dat dit geen houdbare oplossing is voor de structurele problematiek. Dit zorgt ervoor dat er alleen maar minder vrije middelen beschikbaar zijn in het Mobiliteits- en Deltafonds, terwijl de omvang van de opgave blijft toenemen.
Omdat nu steeds beter duidelijk wordt hoe groot de opgave en de problematiek zijn, benadrukt de minister dat er keuzes nodig. “Je kunt een euro maar één keer uitgeven en een te krappe beurs betekent pijnlijke keuzes maken met gevolgen voor de bereikbaarheid in ons land”, laat ze in een verklaring weten. Welke besluiten nodig zijn, is aan het nieuwe kabinet.
Dilemma’s
Om te zorgen dat de nieuwe bewindspersonen een geïnformeerde keuze maken, schetst ze in haar brief een aantal dilemma’s. Allereerst of het kabinet bereid is om een lagere netwerkkwaliteit te accepteren. Dat zal namelijk gaan gebeuren wanneer er geen extra middelen worden uitgetrokken. Ten tweede het vraagstuk om meer op de lange termijn te gaan werken. Nu wordt er twee jaar vooruitgekeken, maar om Rijkswaterstaat en ProRail kostenefficiënt te kunnen laten werken zijn langjarige afspraken nodig over budget en prestaties.
Een derde vraagstuk betreft de resterende investeringsruimte in het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. Die is dusdanig beperkt dat het een nieuw kabinet voor het dilemma stelt in hoeverre hier nog risico’s mee kunnen worden opgevangen óf dat er voldoende geld is om nieuwe projecten mee te starten. Als laatste is een belangrijke vraag in hoeverre het herprioriteren van lopende aanlegprojecten een oplossing vormt. Zo kunnen middelen worden vrijgemaakt, maar dan moet het om een fors aantal projecten gaan. Dit kan uiteindelijk leiden tot bijvoorbeeld meer vertraging of ongewenste drukte.
Keuzes
Als demissionair minister vindt Visser het niet haar verantwoordelijkheid om hierover een besluit te nemen, maar ze wil met de brief alvast een gesprek met de Tweede Kamer mogelijk maken en een voorzet geven aan het volgende kabinet om snel keuzes te maken. Dit moet er rekening mee houden dat zowel Rijkswaterstaat als ProRail zo snel mogelijk, maar uiterlijk in het voorjaar van 2022 duidelijkheid moeten krijgen over de budgetten voor de instandhouding. Alleen wanneer de infrabeheerders op tijd helderheid krijgen, kunnen ze tijdig en ook doelmatige voorbereidingen treffen, denkt Visser.
Lees ook: