Werkvoorraad grond- en waterbouw sinds januari met half jaar gekrompen
De werkvoorraad van Nederlandse GWW-bedrijven nam sinds januari met drie tiende maand af tot zeven maanden. Vooral de grond- en waterbouw deed een behoorlijke jas uit, want daar ging in zes maanden tijd een half jaar van de werkvoorraad af.
De werkvoorraad in de grond-, weg- en waterbouw varieert doorgaans per maand in de conjunctuurmeting van het Economisch Instituut voor de Bouw. Maar het staat wel vast dat deze nu in een half jaar tijd met drie tiende maand is afgenomen. In januari hadden de bedrijven gemiddeld 7,3 maanden werk in het vooruitzicht, in juni was dat nog zeven maanden. In de wegenbouw bleef de werkvoorraad gelijk ten opzichte van mei: 6,3 maanden. Dat was in januari nog 6,2 maanden, dus in die bedrijfstak is er sprake van lichte groei in een half jaar tijd.
Geen verrassing dus dat de grote verschillen vooral in de grond- en waterbouw zijn genoteerd. Ten opzichte van mei viel het nog mee: een tiende maand minder, met voor 7,7 maanden werk in de boeken. Maar in januari was dat nog 8,3 maanden. De horizon van de werkvoorraad is dus in een half jaar tijd een flink stuk dichterbij gekomen. In januari was er bovendien ook al een afname van drie tiende maand ten opzichte van december 2020.
Stagnatie werkvoorraad wordt breed gevoeld
Voor de GWW als geheel is er bovendien een behoorlijk contrast met de burgerlijke en utiliteitsbouw, waar er juist drie tiende maand bij kwam in juni. De aannemers in de B&U hebben nu een werkvoorraad van gemiddeld 11,5 maanden en in de woningbouw is dat zelfs 12,5 maanden. Meer dan de helft van alle ondervraagde bouwbedrijven gaf aan dat er in juni stagnatie plaatsvond in de hoeveelheid onderhanden werk. Waar dat in de B&U vooral door een tekort aan materialen komt, zien de GWW-bedrijven een gebrek aan orders als belangrijkste oorzaak.
Lees ook: