Aanbestedingen in de infra kunnen al beter, zeggen experts: het gebeurt alleen nog niet
Prorail en Rijkswaterstaat zeggen deze week dat de aanbestedingsregels in Nederland het moeilijk maken om de infrastructuur efficiënt te onderhouden, waardoor wegen, bruggen en het spoor onnodig hard achteruitgaan. Maar de oplossingen waar ze aan denken, zoals langdurige contracten en seriematige opdrachten, zijn onder de huidige aanbestedingsregels allang mogelijk, geven aanbestedingsexperts aan. Waarom wordt er dan nog niet massaal op die manier gewerkt?
Het is het onderwerp van een discussie deze week in de Tweede Kamer. Daar kwamen de directieleden van grote bouwbedrijven en beheerders donderdag bijeen. De aanleiding: het gaat niet goed met het beheer van de wegen, bruggen, sluizen, het spoor en de rest van de infrastructuur in Nederland. Die wordt ouder en ouder. Ondertussen kampen Rijkswaterstaat en Prorail, twee van de grootste beheerders, met een miljardentekort.
Er moet een manier zijn om het benodigde werk te versnellen — en het liefste met minder geld. Daar is iedereen in de zaal het over eens, van Hans Dussel (directeur inkoop Rijkswaterstaat) en John Voppen (CEO Prorail) tot Theo Winter (operationeel directeur Dura Vermeer) en Rob Konijn (eigenaar aannemersbedrijf Germieco). Op de vraag hoe te versnellen, lopen de antwoorden uiteen.
‘Beter’ aanbesteden
RWS en Prorail wijzen op de aanbestedingsregels in Nederland. Die zouden het op dit moment erg moeilijk maken om werkzaamheden efficiënt aan te besteden, bijvoorbeeld in de vorm van meerjarige contracten of een serie van opdrachten voor één aannemer. Dan hoeven de contracten maar één keer voorbereid te worden, en kunnen zowel de aannemer als opdrachtgever in één rits kunnen doorwerken.
Het is een manier van werken waar Infrasite al langer over hoort. Rijkswaterstaat doet het ook al langer: het plan is om dit jaar nog met ‘megacontracten’ te komen voor het onderhoud van meerdere bruggen, terwijl het onderhoud van tunnels in Zuid-Holland in zogeheten portfolio’s wordt aanbesteed.
Voor deze projecten lukt het blijkbaar wel om in series te werken, zonder de aanbestedingsregels te overtreden. Veel is inderdaad al mogelijk, zeggen de aanwezige aanbestedingsexperts tijdens de discussie donderdag. Waarom roepen Prorail en RWS dan op tot verandering? En als series, portfolio’s en bundels van opdrachten zo uitstekend werken, waarom zetten de meeste opdrachtgevers, zoals gemeenten en provincies, hun werk nog per stuk of jaar op de markt?
Angstcultuur
Het kan te maken hebben met voorzichtigheid. Sommige opdrachtgevers denken dat het illegaal is om een opdracht in series aan dezelfde aannemer te gunnen. Maar de regels die opdrachtgevers moeten volgens tijdens het aanbesteden van projecten, zijn niet zwart of wit.
Fredo Schotanus, hoogleraar publieke inkoop, denkt bijvoorbeeld dat een groot deel van de projecten die jaarlijks in Nederland wordt aanbesteed, helemaal niet onder de Europese aanbestedingsregels valt, terwijl ze wel volgens die regels op de markt worden gezet. “Dat de regels zo worden geïnterpreteerd, is pure interpretatie”, vertelt hij tijdens de discussie in de Tweede Kamer.
Dat een opdrachtgever als Rijkswaterstaat voorzichtig werkt, en alles tot in de puntjes uitzoekt voordat het een bouwproject in series op de markt zet, is dan wel weer begrijpelijk. Als achteraf blijkt dat de aanbesteding niet volgens de regels plaatsvond, dan kunnen de ambtenaren die daar verantwoordelijk voor zijn openbaar onder vuur komen te liggen.
Zo’n angstcultuur komt bekend voor bij de grote bouwbedrijven die aanwezig zijn tijdens het gesprek. Directievoorzitter Remco Hoeboer van TBI merkt dat het voor opdrachtgevers lastig lijkt om risico’s en onzekerheden te accepteren.
“Toch is het verbouwen van een oud huis iets heel anders dan het bouwen van een nieuw huis”, zegt hij over de vervangings- en renovatieopgave in Nederland, het grote aantal bruggen en wegen dat moet worden vernieuwd. “Het moet flexibeler. En aanbestedingstechnisch moet uitgevogeld worden hoe.”
Samenwerken blijkt lastig
RWS en Prorail zijn niet de enige opdrachtgevers die het proberen uit te vogelen. In Noord-Holland is door onder andere de provincie en verschillende gemeenten een samenwerking gestart. Samen willen ze kijken naar manieren om seriematig aan te besteden en het beheer op andere manieren te verbeteren.
De reden dat het hier wél gebeurd, en in andere delen van Nederland nog niet? Theo Winter, operationeel directeur van Dura Vermeer, heeft een idee. Een paar van de mensen bij de provincie en gemeenten erkennen dat ze de veroudering van hun infrastructuur niet in hun eentje tegen kunnen gaan, ziet hij. En die erkenning zou best nog wel eens het verschil kunnen maken.
Vanuit de zaal wordt ingestemd. Opdrachtgevers en bouwers moeten elkaar meer opzoeken om meer van elkaar te leren, denkt ook voorzitter Arno Visser van de branchevereniging Bouwend Nederland. Dat lijkt logisch, maar kan volgens hem best lastig zijn.
Visser, ooit wethouder in Almere, vertelt dat hij vanuit die rol zelf heeft gezien hoe bijzonder en uniek gemeenten zichzelf kunnen vinden. Maar de infrastructuur en het beheer daarvan zijn vaak niet uniek. Als er niet meer naar elkaar wordt geluisterd op het gebied van aanbesteden en bouwen, dan gebeurt er niets, zegt de voorzitter.
Vaker als onderaannemer
Ook aanwezig donderdag is Rob Konijn, directeur van het aannemersbedrijf Germieco en bestuurslid van de branchevereniging voor mkb-bedrijven in de infra.
Hoewel het tijdens het gesprek vooral gaat over de voordelen van opdrachten in series, clusters en portfolio’s, maakt hij zich een beetje zorgen. Als meer opdrachten in reeksen worden aanbesteed, dan vreest Konijn dat kleinere aannemers vaker worden gedwongen tot de rol van een onderaannemer.
Zijn bedrijf heeft nu nog de keuze om zich als hoofdaannemer in te schrijven op kleinere, losse opdrachten. Als al die kleinere opdrachten straks in series worden aanbesteed, dan wordt de hoofdaannemer waarschijnlijk een groter bouwbedrijf met meer capaciteit. Er blijft weliswaar genoeg werk over voor kleinere bedrijven, die dan als onderaannemer kunnen werken. Maar een bedrijf als Germieco kan niet meer kiezen om dat als hoofdaannemer te doen, terwijl Konijn die rol soms wel graag pakt.
Directievoorzitter Bart Smolders van Heijmans begrijpt het punt goed. Toch vraagt hij zich af of opdrachtgevers straks überhaupt nog wel de keuze hebben om het op de huidige manier te blijven doen. Het werk in de bouw en infra moet echt efficiënter om dichte wegen en grote problemen door achterstallig onderhoud te voorkomen, zegt hij. Ook als dat betekent dat de markt daardoor verandert.
Lees ook: